De clavicor

Kenmerken en geschiedenis

Na de ontwikkeling van bruikbare ventielen rond 1820 trachten diverse bouwers deze toe te passen op bestaande instrumenten of vervangers daarvan. De ophicleïde leidt  tot “bombardons” en tuba’s en de altophicleïde (quintclave) tot tenorhoorns, baritons etc. 


J.A. Guichard uit Parijs brengt de afgebeelde clavicor (= “toetshoorn”) op de markt, ontworpen door H. Danays en gepatenteerd in 1838. Het is een tamelijk nauw gebouwd  instrument in Des dat met behulp van stembeugels kan worden verlaagd naar C en Bes. De opzet is de wat rauwe klank van de ophicleïde milder te maken en dat lukt, maar ten koste van de kracht. In het patent heet hij dan ook “ophicleïde à pistons”. Ophicleïdes en ventielinstrumenten blijven tot na 1900 naast elkaar in gebruik. Guichard maakt gebruik van de toen in Parijs gangbare Stölzelventielen. Het instrument werd, iets gewijzigd, in Engeland gebouwd door Köhler. Tot het eind van de eeuw is het in militaire orkesten in gebruik gebleven.


Heyde 1987,

Pontécoulant 1861

Baines 1976

Carse, 1965

Aan een witte muur hangt een koperen trompet
Share by: