De accordeon

Accordeon, harmonica

De  naam accordeon wordt ingevoerd door de Weense orgel- en pianobouwer Cyrill Demian in zijn patentschrift gedateerd 6 mei 1829. Het gepatenteerde instrument bestaat uit een houten kastje met een blaasbalg en produceert bij het openen van één klep een heel akkoord, vandaar de naam. Bij duwen en trekken van de balg krijgt men verschillende akkoorden; meestal een drieklank en een dominantseptiemakkoord. De klanken worden voortgebracht door doorslaande tongen (‘free reeds’) die aan het eind van de achttiende eeuw zijn afgeleid van de Oost Aziatisch mondorgels, zoals de sheng uit China. Het zijn metalen tongen die aan een zijde vast bevestigd zijn aan een draagplaat en vrij kunnen bewegen door een precies passende opening. De eerste varianten kunnen alleen die akkoorden spelen maar al snel worden melodietoetsen toegevoegd. In tegenstelling tot tegenwoordig wordt het kastje met kleppen onder in de linkerhand gehouden en de andere kant van de balg boven in de rechterhand. De toonladder die gespeeld wordt is diatonisch*: ‘alleen de witte toetsen’ dus maar in één toonsoort, zodanig gerangschikt dat meerdere toetsen bij trekken de tonica* geven en bij duwen het dominantseptiemakkoord, net als op de mondharmonica, wisseltonig systeem genaamd. Aan de andere kant van de balg komen dan bastonen en de genoemde akkoorden.



Afgebeeld zijn een zeer vroeg exemplaar (ca. 1830)  met tien melodietoetsen (twintig tonen dus) en twee akkoordkleppen, alles aan een kant, waarschijnlijk uit Wenen. De andere is een waarschijnlijk Frans exemplaar uit ca. 1850, fraai ingelegd met tropische houtsoorten en parelmoeren toetsen. De vorm van de baskleppen doet aan lepels denken en instrumenten met die kleppen worden wel ‘lepelbassen’ genoemd.

Later worden ook chromatische instrumenten gebouwd; in tegenstelling tot de diatonische kunnen die ook met een pianoklavier worden uitgerust en in 1854 bouwt Matthias Bauer uit Wenen er zo een. Tegenwoordig is het gebruik om deze chromatische instrumenten accordeon te noemen en de diatonische harmonica. De laatste zijn vooral volksinstrumenten geworden en krijgen enigszins denigrerende bijnamen als trekzak, schippersklavier etc. Het accordeon krijgt ook grote populariteit in Italië en een groot deel ,van de productie vindt daar plaats.

Wagner, Christoph 2001

Share by: