Fretten

FRETTEN

De gebruikelijke toonladder is niet altijd geweest zoals we hem op de moderne piano aantreffen. Sinds de achttiende eeuw is de gelijkzwevende temperatuur (= stemming), waarbij het octaaf verdeeld is in 12 gelijke halve tonen vrijwel overal ingeburgerd, maar er zijn uitzonderingen: de Arabische traditie kent een andere verdeling; daarbij worden kwarttonen gebruikt, die op verschillende plaatsen in de toonladder ingevoegd kunnen worden.


Musici die muziek uit vervlogen eeuwen uitvoeren, vaak is dat Barokmuziek, prefereren de toonladder die in die periode gebruikelijk was. Vaak zijn dat diverse soorten middentoonstemmingen. Blaasinstrumenten uit die tijd laten dat in principe merken, maar daar is de invloed van de embouchure zo groot dat het moeilijk is het waar te nemen. Johann Quantz echter vond in 1726 het verschil tussen dis en es zo groot dat hij voor die toon op zijn dwarsfluit twee aparte kleppen monteerde, maar dat is een uitzondering. Op snaarinstrumenten met fretten laten het echter duidelijk zien. Op de drie afgebeelde halzen van cisters is goed te zien dat de eerste, de derde en de vijfde secunde groter zijn dan de rest. De rechtercister heeft een hals uit ongeveer 1600. De verdeling van de fretten op die hals is nog ten dele diatonisch, zeg maar met alleen de witte toetsen van de piano, en is daardoor vrij nauwkeurig te dateren.  Op de viola da gamba zijn de fretten ‘Bünde’: darmsnaren gebonden om de hals, naar wens te stemmen. Het zal duidelijk zij dat de verdeling der fretten vastligt en dat dus alleen een beperkt aantal toonsoorten mogelijk zijn.


Op de rechts afgebeelde hals van een divan saz, de grote Turkse langhalsluit, ziet men een verdeling in groepen van drie waarmee diverse Turkse toonladders met kwarttonen te realiseren zijn.


Willemze 1964

Grijp, Louis Peter 

Plenckers 2013

Share by: