Gamelan

Kenmerken en geschiedenis

Het gamelanorkest kan tot tientallen instrumenten omvatten. Afgebeeld is hier een model dat in MuseumVosbergen ter leringe ende vermaak, vooral van kinderen, is tentoongesteld. Het nadeel van een model is dat het namaak is, maar het voordeel is de beperkte ruimte die het vraagt. Een echt orkest vergt toch minstens een ruime kamer en dit speelgoed kost een halve meter. Zie ook saron.


Het stelt een slendro variant voor, te herkennen aan de sarons, die zes toetsen hebben: de vijf tonen van hun pentatonische slendrotoonschaal en een afsluitende toon van het octaaf. De sarons uit het zeventallige pelogtoonsysteem (pelog betekent ‘fijn’ of ‘mooi’) hebben die zeven tonen zónder een afsluiting. De metallofonen, saron en gendèr komen voor in meerdere stemmingen: panerusan zijn de hoogste, een octaaf er onder de barung en daar weer onder de demung. Voor de luisteraar is de opstelling vaak zo dat de lage instrumenten links staan, maar de grootste gongs (gong ageng) dan juist weer rechts maar de samenstelling en opstelling wisselt per eiland, plaats en dorp. (De tjelempung, celempung of siter is een citherachtig snaarinstrument, de gambang kayu is een xylofoon; kayu is hout)



Gamelanmuziek wordt traditioneel gebruikt als achtergrond bij wayangspelen: nachtenlang speelt het orkest terwijl de poppenspelers hun poppen in silhouet verhalen laten beleven die hun publiek allang kent, maar waarnaar het toch ademloos luistert. Dit is een pop uit wayang koelit (‘wayang’ is schaduw, ‘kulit’ is leer) het is Pebuk, de goede demon, dat zie je aan zijn stompe neus.


Kunst 1934

Share by: