De lier

Kenmerken en geschiedenis

De lier is een van de oudste instrumenten uit de menselijke geschiedenis. In Ur (Mesopotamië, nu Irak) zijn restanten gevonden uit de Soemerische beschaving, zo’n 3000 jaar voor Christus en de Israëlische kinnor wordt in het Oude Testament herhaaldelijk vermeld, o.m. als speeltuig van koning David. Lieren zijn getokkelde snaarinstrumenten bestaande uit een klankkast met daaraan twee armen die een dwarsbalk of juk dragen waaraan de snaren bevestigd zijn met een eenvoudig stemmechanisme. De andere kant ervan is via een kam onderaan de klankkast bevestigd. De snaren lopen bij deze constructie evenwijdig aan de zangbodem die, zoals nog steeds meestal het geval is op niet-westerse instrumenten, van huid is en niet van hout. Het onderscheid met de harp is dat daar de snaren juist loodrecht op de zangbodem staan.


Bij de Grieken hadden sommige lieren een leren lus waaraan het instrument om de linkerarm kon worden gedragen terwijl de hand tegelijkertijd  kon worden gebruikt om snaren die niet moesten klinken te dempen, of te verkorten. De snaren werden dan met een kolossaal plectrum allen tegelijk aangeslagen. Wellicht werden ook flageoletten (boventonen) geproduceerd. Het stemmechanisme is eenvoudig: met het laatste stuk snaar is een strook weefsel of speciaal daarvoor geschikt leer meegewikkeld en door de wrijving houdt de snaar spanning. Soms is een houten stokje als hefboom meegevlochten Zie de afgebeelde bagana. De speeltechniek wordt bij de huidige Afrikaanse lieren nog steeds toegepast.


Lieren zijn  via de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen in de middeleeuwen ook in Europa beland en zijn daar ontwikkeld via de cisters* tot luiten en gitaren. Er is een relatief complete lier uit de tiende eeuw gevonden in een koningsgraf te Trossingen en ook in Engeland  zijn in de resten van een zevende eeuws schip te Sutton Hoo Middeleeuwse exemplaren overgeleverd.

De lier kennen we in Europa nu nog uitsluitend als een symbool voor muziek, bovenop het concertgebouw bijvoorbeeld. In landen als Ethiopië, Kenia en Soedan, veel traditioneler en behoudender dan wij zijn ze nog volop in gebruik. 

Elk volk had en heeft er nog steeds meestal twee: een kleine voor mobiel gebruik, voor de herder te velde of verstrooiïng bij het drinkgelag en een grote voor de meer professionele musicus. Op Griekse vazen is de kleine, lyra genaamd, meestal met een schildpadschild als klankkast te zien in de handen van musici in een dionysische setting: schaarsgeklede saters en menaden in extatische dans en meer verwikkeld. Aan de andere kant was hij ook het instrument waarvan de bespeling deel uitmaakte van de opvoeding van de Griekse jongeling en genoot daarom toch veel status. 


De grote, de kithara, vind je in de handen van Apollo en professionele virtuozen. Plato was een voorstander van dat laatste type gebruik: het leidde tot verhevener gedachten dan het hallucinerend  plezier tijdens het bacchanaal met aulos en lyra! Het aantal snaren en andere details waren vaak religieus bepaald: Nu nog weten we dat een Griekse lierspeler twee extra snaren op zijn lier aanbracht waardoor hij er meer had dan Apollo en dat kon natuurlijk niet!

Ook in Ethiopië kent men er nog steeds twee, beide hier afgebeeld: de kleine, de krar, met een met leer overtrokken houten kom als klankkast en zes plantaardige snaren en de grote, de bagana, wel 1,30 m hoog en met een klankkast van een door de instrumentmaker gebouwde doos met bekleding van kamelenhuid en tien (kamelen)darmsnaren. Dit instrument lijkt qua techniek en constructie bijzonder op de Griekse kithara en hoewel het in musicologische kringen aanvechtbaar geacht wordt moderne met oude speeltechnieken te associëren is het erg verleidelijk om in de bagana de directe opvolger van de antieke kithara te zien en te horen! Dat laatste is op Youtube goed mogelijk. Het instrument is in gebruik voor amusement, maar vooral ook als begeleiding van de gezongen verspreiding van geschiedenis en nieuws.

Van der Tuuk, 2019                                                     

Wegner 1949, 1963, 

Buchner 1971

Share by: