De masinko

KENMERKEN EN GESCHIEDENIS

De eensnarige strijkluit is in Midden-Afrika een bijzonder geliefd en wijdverspreid instrument, in gebruik bij de ‘griotten’, ‘barden’, de rondtrekkende (manlijke) musici die ook fungeren als genezer, waarzegger en nieuwsbrenger. De masinko komt onder verschillende namen voor in Nigeria, Senegal, Mali, Tsjaad etc. maar ook meer naar het Oosten: onze masinko komt uit Ethiopië. De speler imiteert zoveel mogelijk de gesproken taal met alle stembuigingen en timbrewisselingen daarvan. Afrikanen vinden dan ook dat het instrument zelf de taal spreekt, een verschijnsel dat ook bij de ‘sprekende trommen’ optreedt. Musici kunnen niet uit de voeten met een instrument dat hun taal niet spreekt.


De constructie van de strijkluiten is die van de ‘spiesvedel’: de hals is een stok (spies) die door het klanklichaam heen is gestoken en de snaar wordt onder en boven aan de hals bevestigd en houdt met de kam het corpus vast. Dat stelt nauwelijks eisen aan de verbinding. De snaar van de masinko is van paardenhaar en de kam staat om onduidelijke redenen vaak schuin op de zangbodem van geitenhuid. De masinko wordt al genoemd in Ethiopische manuscripten uit de achttiende eeuw.


Beby 1969

Sadie 1984

Share by: