De ney, kaval

KENMERKEN EN GESCHIEDENIS

Bij alle fluiten wordt de trilling opgewekt door tegen een scherpe rand te blazen. Dat kan op veel verschillende manieren: bij panfluiten blaast de speler direct tegen de bovenrand van de verticaal gehouden, van onderen gesloten pijp. Bij de Zuid-Amerikaanse quena en de Japanse schakuhachi wordt dat makkelijker gemaakt met een v-vormige inkeping in die bovenrand (‘kerffluit’) en bij vele soorten blokfluit wordt de luchtstroom door de kerfspleet precies op de scherpe lip  (labium) gericht, verreweg de makkelijkst speelbare variant. Een bijzonder moeilijk te bespelen soort is de ney; het meest voorkomende fluittype in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en oostwaarts tot in Centraal-Azië. Het is een rechte, cilindrische, aan beide kanten open buis meestal van riet (Arundo Donax) of hout. De lengte varieert tegenwoordig van ca. 30 tot 80 cm. De kant waartegen geblazen wordt is alleen schuin afgewerkt tot een scherpe rand. De fluit wordt schuin voor de mond gehouden en via de getuite lippen aangeblazen. (In Oost-Azië en Oceanië bestaan ook types die met de neus worden bespeeld). Er is een wisselend aantal vingergaten, meestal zes en een duimgat en sommige geschoolde spelers kunnen drie volle octaven bereiken. 


De ney speelt een voorname rol in de muziek in Iran, Irak, Turkije en de Maghreb. De klank is uitgesproken fluitachtig, iets ‘heser’ dan de Westerse dwarsfluit. Ook de prehistorische fluiten van gierenbot zijn van dit type.


Zoals onze gehele beschaving is ook de ney ontstaan in wat nu Irak heet en omgeving. Er zijn twee gouden instrumenten gevonden in de koningsgraven in Ur, die mogelijkerwijze ney’s zijn geweest en ze zijn afgebeeld op Egyptische muurschilderingen uit het derde millennium v.C. Ons museum bezit het hier afgebeelde exemplaar uit Alexandrië dat naar verluidt uit de eerste eeuw v.C. stamt en waar derhalve Cleopatra op gespeeld kan hebben. Hij is ongewoon kort, 20 cm, en heeft een diameter van ca. 20 mm, heeft vier vingergaten en drie stemgaatjes aan het eind. Hij is gemaakt van de metatarsus van wellicht een ezel. Bij mensen is dat het middenvoetsbeentje, bij hoefgangers de onderpoot. Het instrument is gegraveerd met geometrische decoraties en is opmerkelijk goed geconserveerd. Wellicht omdat het behandeld is met malachiet, kopercarbonaat, dat een prima conserveringsmiddel is en een aardige groene kleur heeft. Natuurlijk is het bijzonder giftig. Wie weet heeft het Cleopatra het leven gekost.

Verder hebben we een moderne ney, waarschijnlijk uit Marokko, gemaakt van een rietstengel, arundo donax, van 74 cm. Zes vingergaten en geen duimgat. De huidige ney’s worden gemaakt in de diverse stemmingen. Er bestaan neyfluiten in zeven verschillende toonsoorten. In het Arabisch hebben de verschillende fluiten de volgende namen:


1.Rast راسد (C) 2. Doka دكا (C) 3. Bussilik بسيلك (E) 4. Djaharka دحاركا (F)

5. Nawa ناوا (G) 6. Husseini جسصآنأ (A) 7. Adjam اديام (Bb)


Vanuit de oorsprong Mesopotamië breidt de cultuur zich langs Noord-Afrika westwaarts, maar ook via Turkije naar de Balkan en zo komt de randgeblazen fluit tot in Bulgarije. Hij heet daar kaval, een naam die ook aan vele andere fluittypen in Turkije wordt gegeven. Hij wordt in Bulgarije het nationale instrument. Meestal mooi afgewerkt van gekleurd buxushout in drie afzonderlijke delen, de tappen en de aanblaasrand zijn verstevigd met hoorn en versierd met inleg van tin. De totale lengte is 64 cm en de laagste toon is d. Hij heeft zeven vingergaten, een duimgat en vier stemgaten aan het ondereind. Een bijzonderheid van de kaval is dat de onderste vier vingergaten chromatisch zijn, een halve toon per gat.

In 1896 kreeg Carlo Tommaso Giorgi patent op een fluittype dat aan het eind verticaal wordt aangeblazen op een speciaal daarvoor gevormd mondststuk, de naar hem genoemde Giorgifluit*.


Sadie, 1984

Plenckers, 2013


Share by: