De sanxian

SANXIAN

Luiten vormen een uitgebreide groep snaarinstrumenten die in alle denkbare culturen in gebruik zijn. De naam luit is afkomstig van ‘al’ud’ uit de Arabische traditie en dat ‘het hout’ betekent. Hij heet zo omdat hout als materiaal voor de zangbodem in niet-Westerse gebieden ongebruikelijk was en dus een uitzondering. De oudste types dateren uit prehistorische tijden. Er zijn waarnemers die in de schilderingen in de grotten van Lascaux snaarinstrumenten zien. Het zijn logische opvolgers van de muziekboog*, een jachtboog al of niet met een kalebas als klanklichaam. De vroegste nu nog bespeelde instrumenten zijn, naast genoemde muziekboog, ‘langhalsluiten’ met een relatief kleine klankkast en een lange hals. Musicologen onderscheiden strijkluiten en getokkelde exemplaren.


De sanxian (‘driesnaar’, spreek uit: ’sansiën’) is de getokkelde variant uit China. De klankkast is klein en in verhouding zeer dikwandig, van de zestien cm lengte van het corpus van het afgebeelde instrument is maar zes cm over voor de lucht! Daardoor is de inhoud erg gering is en ook de geluidssterkte beperkt. Het klanklichaam is bedekt met pythonhuid en de snaren zijn van darm. Meestal prefereert men in China zijde en tegenwoordig meestal nylon. Of darm typisch is voor  dit exemplaar is niet bekend. De schroevenhouder is versierd met een vleermuis, in China een gelukssymbool.



Men gaat ervan uit dat het instrument zoals de meeste muziekinstrumenten uit Mesopotamië geïmporteerd is, via Perzië waarschijnlijk in de dertiende eeuw. Hij is verwant aan vergelijkbare instrumenten uit Centraal-Azië. De sanxian wordt meestal zittend bespeeld, gesteund op de knie van de speler, bij opera’s en liedbegeleiding.


Sadie, 1984.

Van Acht 1989; 

Jenny F. So 2000

Alexander Buchner, 1971

Reinhard 1956

Sanxian
Sanxian
Share by: